Herfst
zaterdag 4 oktober 2008Hier ben ik een vreemdeling. Albert Heyn heet hier Golf en er is geen gember, ook geen limoenen. Tijdens het boodschappen doen maken de mensen buurtpraatjes met elkaar, hoe is het met de verbouwing, en met de rug van Henk? Ze kijken nieuwsgierig mijn kant op. Veel vrouwen hebben vettig haar in een paardenstaart boven op hun hoofd gebonden. Ernaast lopen mannen met sjekkies in hun mondhoek.
Ik fiets tegen de harde wind in en denk sinds lange tijd weer eens aan handschoenen. Links en rechts strekt de polder zich uit, er is geen einde, wat kerktorens en boerderijen doorbreken het zicht. Ik voel me een scholier die dagelijks twintig kilometer tegen de wind in fietst, berustend, de armen over het stuur gebogen. Een ouder stel fietst harder dan ik. Zij houdt hem aan zijn arm vast. Ze groeten, zoals iedereen hier elkaar groet.
SRV-wagens zijn in dit gebied nog levensvatbaar. Groente en vis tot de deur gebracht. De visman declameert door de luidspreker zijn repeterend lied: ‘garnalen, zure haring, makreeeeluh’. Eerst haal ik hem in, dan haalt hij mij in. Bij sommige huizen staan houten kraampjes waar zakken hout te koop zijn, groentes en aardappelen. Iemand verkoopt regentonnen met fonteintjes erop.
Het hanghok is leeg. Het is een blauwgeschilderde overkapping met een oud bankstel. In de zomer luistert de plaatselijke jeugd er naar harde muziek en praat over brommers en auto’s. Die hebben jongeren hier al vroeg. Een paar straten verderop staan twee jongens in een overal naar hun vriend te kijken die in het skelet van een auto rijdt. Geen ramen, geen deuren. ‘Hai’, zeggen ze.
Het is echt heel erg herfst.