Auteursarchief

Voelen en proeven

donderdag 25 augustus 2011

Hoe ze de woorden proeft, zinnen vormt. Soms klinkt het als een buitenlander die de Nederlandse taal nog niet goed machtig is – die klanken hoort maar nog niet weet welke klank aan welk woord verbonden is. ‘Naasje’, zegt ze en klopt op de lege plek naast haar op de bank. ‘Ja, ik kom naast je zitten’,  zeg ik. Ze vindt het niet erg om verbeterd te worden. Dan oefent ze op de juiste uitspraak totdat ze tevreden is. ‘Ja’, zegt ze dan.  Ze herhaalt de laatste woorden die je hebt uitgesproken, en kan die woorden daarna nog geruime tijd voor zichzelf hardop uitspreken. Als je er niet op verdacht bent, haalt ze een van die woorden tevoorschijn en gebruikt het.

Ze weet welke woorden tot dezelfde categorie behoren, dat voelen en proeven beide over zintuigen gaan. We kijken naar een slak op de grond. Ze zit op haar hurken naast de slak. ‘Proeven’, zegt ze.

Hoe haar referentiekader met de dag vergroot. Alles moet ze maar aannemen, moet ze geloven. Het gevolg is dat ze van weinig dingen nog echt opkijkt. We schrijven een kaart vanuit een vakantiehuisje, en als we thuiskomen ligt die kaart op tafel. Zo gaan die dingen, ze vraagt zich niet af welk proces daaraan vooraf is gegaan.

Hoe ze voordat ze in slaap valt, vaak nog een woord zegt dat die dag belangrijk is geweest. Ze haalt nog één keer haar speen uit haar mond, zegt duidelijk ‘speeltuin’, draait zich om en valt in slaap. Of:  ‘pruimen zijn ook lekker?’.

Soms is ze in gedachten verzonken. Dan staart ze in het niets, en houdt op met wat ze aan het doen was. ‘Waar denk je aan?’ vroegen we haar. Het was een volwassenen-vraag, zo een waar je zelf nooit antwoord op wilt geven, en we dachten niet echt dat ze ons een kijkje in haar innerlijke wereld zou gunnen.  ‘Crèche’, antwoordde ze toen.

Houd de tijd

dinsdag 17 mei 2011

Het gaat te snel. We staan op, eten, spelen, werken, eten weer en gaan naar bed. En net op het moment voor het naar bed gaan, in bad, is haar gezichtje alweer veranderd. Ze kijkt me aan met andere ogen. Er valt niet te zeggen wat er precies veranderd is. Maar iets is anders dan gisteren.

Ik kijk en moet blijven kijken. Mezelf dit beeld inprenten, het ergens opslaan waar het de meeste kans maakt om bewaard te blijven. Want foto’s helpen niet genoeg met het vasthouden van de tijd.  Elke millimeter van haar lichaam is continu in beweging. Na het slapen kan zomaar een nieuwe versie van de dochter zijn ontwaakt.

Wie heeft haar het meeste lief

woensdag 9 maart 2011

We doen de wedstrijd ‘wie kan het haar het meeste naar de zin maken’.  Werkelijk alles doen we om haar liefde te mogen ontvangen.  De een maakt het lekkerste hapje klaar, de ander zoekt de mooiste boeken uit, en weer een ander gaat zelfs zo ver om een boom met zes uilen aan de overkant van de straat neer te zetten, omdat ze ‘uil’ kan zeggen.

Als ze met smaak haar bord leeg eet, het uitgekozen boek helemaal uit wil horen en daarna gelijk nog een keer, als ze de uilen in de boom ontdekt en “auwl” zegt, dan zijn wij gelukkig.

Onze liefde is grenzeloos. In onbewaakte ogenblikken vragen wij ons wel eens af wie wij voorheen ook alweer waren, maar we laten die vraag al snel weer van ons afglijden als volstrekt irrelevant.  We zijn haar slaven en ambiëren niets meer en niets minder.

Hoe anderen hun tijd besteden

zondag 27 februari 2011

En jawel, er is weer iemand betrapt op het googlen van het woord ‘duimring’. Op 15 februari 2011:

1. denkt iemand aan een duimring.
2. besluit iemand dat woord eens in te typen op Google.
3. vindt iemand een oude blog met de naam die hij zojuist heeft ingetypt.
4. leest iemand reacties die jaren geleden onder dit bericht zijn geplaatst.
5. vindt iemand het de moeite waard om na al die jaren ook zijn reactie op de reacties te geven.

En het was niet eens avond, maar gewoon een ochtend rond half 11.

Boekenmeisjes

donderdag 23 december 2010

Als kind schijn ik een keer gevraagd te hebben in het huis van een vriendinnetje ‘waar zijn de boeken?’.  Dat kan ik me niet herinneren, maar ik kan het me wel voorstellen. Onze muren waren boekenkasten, in elke kamer. Kleurige en vrolijke muren waren het, vriendelijk ook. Nog steeds mis ik iets in huizen waar boeken de muren niet sieren.  ‘Heb je die allemaal gelezen?’ vragen mensen die geen boeken in huis hebben graag.  Dat was voor mij nooit een vraag. De boeken waren er, feit. Of ze nou gelezen werden of niet.

Lotus heeft een eigen boekenplank die haar meer bekoort dan de speelgoedkist. Alle boeken trekt ze eruit en heel doelbewust zoekt ze vervolgens een boek uit dat bekeken moet worden of voorgelezen. Voor het eerst heeft ze het volgehouden een heel verhaaltje uit te luisteren. Over kikker die een beertje vindt. Beertje wijst op een bladzijde  naar ‘waar hij vandaan komt’. Lotus wijst ook die kant uit. In het grote zoekboek herkent ze de uil van slechts een paar milimeter groot. ‘Oehoe’, zegt ze. Soms buigt ze zich voorover naar een plaatje om er een kus op te geven. Altijd op dieren. De kerstkaart met het roodborstje krijgt ook een kus.

Wij mochten vroeger de boeken in de boekenkast niet naar achteren duwen. Dat stond niet netjes. Lotus duwt de boeken erg graag naar achteren. Of ze haalt ze een voor een uit de kast om ze door te bladeren, op zoek naar plaatjes. Haar oma, die op maandag op haar past, zegt dan dat ze dat niet moet doen. Maar haar moeder is er wat minder streng in, gewoon, omdat boeken vrienden zijn, ook als je zelf nog niet kunt lezen.

Hand op je hoofd

vrijdag 19 november 2010

Iemand vertelde mij een keer dat zijn broer als kind altijd wilde dat zijn vader of moeder buiten een hand op zijn hoofd legde. Ik snapte dat gelijk.

Toen mijn dochter een paar weken oud was, hield ze op een dag niet op met huilen. Ik legde haar ten einde raad even neer op het grote bed en legde mijn handen om haar hoofdje. Ze stopte met huilen en viel in slaap.

Als ze nu gaat slapen, wil ze nog steeds dat we een hand op haar hoofd leggen, soms over haar ogen heen, soms op haar wang. Ze pakt je  hand en dirigeert die naar de gewenste plek. Dan wordt ze rustig en wacht ze de slaap af. Soms denk ik dat ze slaapt en haal mijn hand voorzichtig weg, maar dan pakt ze mijn hand weer vast en legt die rustig terug.
Ik zeg meestal ook nog zachtjes Berceuse nr. 2 van Paul van Ostaijen op, maar ze kan eventueel ook zonder. Zonder die hand niet.

Ik dacht erover na, daar in de donkere slaapkamer naast een steeds rustiger ademend kind. Het is natuurlijk het contact, maar in sterkere mate geeft een hand op je hoofd je misschien wel het gevoel dat je niet alleen bent in de wereld. Meer dan welke aanraking dan ook.

Leuk Google-woord

dinsdag 9 november 2010

Best veel mensen googlen op ‘duimring’. Dat wist ik niet, maar dat weet ik nu. Vier jaar geleden, toen ik tijd en mijmeringen in overvloed had, begon ik een blog, en een van de eerste stukjes die ik schreef ging over mijn duimring. Een ring die ik ooit voor een paar euro had aangeschaft en die het inmiddels al lang begeven heeft. Het was ook geen duimring, het was gewoon een ring om mijn rechterduim en verder niks. Ik schreef het stukje op 13 oktober 2006. Na een reactie een dag later bleef het enkele jaren stil. Totdat in april 2009 iemand op zoek was naar de betekenis van de duimring. Iets wat ik mijzelf nou nooit had afgevraagd. Weer bleef het stil, tot afgelopen maand, 26 oktober 2010. Er bleek nog iemand te zijn die naarstig op zoek was naar de betekenis van de duimring. En vandaag kwam het verlossende antwoord op de vraag die ik mijzelf nimmer gesteld had. Vier jaar en bijna een maand later. 

Vier jaar, een maand, veel grijze haren – eroverheen geverfd -,  drie banen, twee fietsen, een keuken, bijna 200 stukjes – elk jaar minder – tien paar schoenen (een wilde gok) en een kind later.

Waarschijnlijk komen ook op dit stukje weer meerdere reacties, de komende jaren. Duimringliefhebbers aller landen verenigt u hier. Ik bied een podium.

Theedoeken boenen het best

zondag 24 oktober 2010

Op een dag zat er een Thais echtpaar aan mijn keukentafel. Geheel onverwacht was dat niet, ik had immers zelf contact gezocht. We hadden hen nodig, of liever gezegd, de diensten van de echtgenote.

We konden het niet langer zonder hulp af. Elke poging tot het bedwingen van de chaos ontaardde in een nog heftigere tegenwerking van het huishouden. Kortom, het huis was niet langer te houden. Het gevoel een vijand in het huis te hebben verziekte de sfeer.

De eerste keer kwam ze op een dag dat ik vrij was.  Dat voelde enigzins ongemakkelijk. Nu moest ik dingen gaan zeggen als “wil je de vloer van de woonkamer dweilen” (want het kind heeft er drinken laten vallen etensresten gestrooid erop geplast en de katten hebben over dit alles heen gekotst) zonder vraagteken. Liever zei ik “ach zo belangrijk is het allemaal niet hoor, wil je nog wat koffie?” Maar ik snapte ook wel dat dat nou ook weer niet de bedoeling was en ik haalde bereidwillig verse dweilen in huis, want ze had de theedoeken gebruikt.

De tweede keer zei ik “ik heb nieuwe dweilen gekocht, ze liggen in de kast”. Ze lachte en zei niks. Na afloop lagen de dweilen nog ingepakt in de kast en de theedoeken uitgewrongen in de emmer. Ik dacht dat het misschien beleefdheid was, dat ze liever niet iets uitpakte wat nog nooit was gebruikt.

De volgende keer zette ik daarom zelf de emmer vast klaar, pakte de dweilen uit en legde ze in de emmer. Zelf moest ik weg. Toen ik terugkwam, in een schoon huis, lagen de dweilen weer netjes in de kast en de theedoeken uitgewrongen in de emmer.

Toen gaf ik het op en gaf mijzelf de taak nieuwe theedoeken te kopen. Wat ik tot op heden, enkele maanden later, nog altijd niet gedaan heb.

Noot: ik vind dit een tweeslachtig verhaal. Wat is de rode draad: Gaat het om het ongemak om iemand voor je te hebben werken en hoe daarmee om te gaan,  gaat het over iemand die theedoeken boven dweilen prefereert, of over de ik die niet durft te zeggen dat ze liever niet heeft dat haar theedoeken als dweil worden gebruikt? 

Varen zonder boot

woensdag 6 oktober 2010

Van onze verslaggever

AMSTERDAM – Dinsdagochtend omstreeks 09.00 uur liep een eenjarige inwoonster van de hoofdstad met losse handen in haar woonkamer van de boekenkast  naar de bank. Zij werd niet begeleid door haar moeder, en zij vond geen steun bij meubels. Haar armen, niet gewend om niets vast te pakken, slingerden naar alle kanten om evenwicht te zoeken. In haar rechterhand hield zij stevig een boek vast, de reden voor de grote oversteek.
De jeugdige stadsgenoot maakte zich met één stap los van de kast, en twee stappen later bevond ze zich midden in vijandig gebied. Even dreigde ze het niet meer vol te houden en maakte ze aanstalten om te gaan zitten. Aangemoedigd door haar moeder hervond zij zichzelf en liep ze dapper verder, haar blik op de bank gericht. Vijftien stappen verder had ze de veilige overkant bereikt en was de missie volbracht.

De eenjarige lachte trots, zij was het zich terdege bewust dat ze zojuist geschiedenis had geschreven.

Wezentje is mens geworden

woensdag 4 augustus 2010

Het wezentje is een mens geworden. Een mensje dat door het huis beweegt, dat hier woont. Ze schuift langs de boekenkast. Ze drukt Tolstoj naar achter.  In het gat dat ontstaan is, stopt ze haar hoofd. Ze pakt Brieven aan Doornroosje van Toon Tellegen. Ze gaat ermee op de grond zitten en bladert het boek door. Op z’n kop. Ze gooit het boek weer weg. Ze kijkt rond wat ze nog meer kan gaan doen.

Als de poezen eten krijgen, kruipt ze ernaar toe om ze te aaien, heel erg hard. Net zo hard totdat ze weglopen. Ze stopt een brokje in haar mond. Nee, schudt ze met haar hoofd als ik haar er volkomen vruchteloos van probeer te weerhouden. Ze lacht en neemt er nog een.

‘ s Ochtends stopt ze haar speen in mijn mond. Daar moet ze om lachen.  We delen nog niet precies dezelfde humor, maar we komen een heel eind.  Ze klapt niet meer bij de klaproos, maar nog wel onder het eten, als dat haar bevalt. Als ze yoghurt krijgt, spreidt ze haar armen uit in de hoop dat de volgende hap nog sneller komt.

Ze voelt niet meer zo babyachtig aan.  Ze kijkt soms nadenkend, soms heel kwaad, vaak vrolijk. Buiten wil ze de bladeren en bloemen voelen. Ze kijkt vogels na en wijst alles wat ze ziet aan. Er valt veel te wijzen. Ik vertel haar hoe de bloemen en vogels heten. Dat een poes een poes is en een hond een hond. Alles is nieuw. Alles is mooier met Lotus.