Voelen en proeven
donderdag 25 augustus 2011Hoe ze de woorden proeft, zinnen vormt. Soms klinkt het als een buitenlander die de Nederlandse taal nog niet goed machtig is – die klanken hoort maar nog niet weet welke klank aan welk woord verbonden is. ‘Naasje’, zegt ze en klopt op de lege plek naast haar op de bank. ‘Ja, ik kom naast je zitten’, zeg ik. Ze vindt het niet erg om verbeterd te worden. Dan oefent ze op de juiste uitspraak totdat ze tevreden is. ‘Ja’, zegt ze dan. Ze herhaalt de laatste woorden die je hebt uitgesproken, en kan die woorden daarna nog geruime tijd voor zichzelf hardop uitspreken. Als je er niet op verdacht bent, haalt ze een van die woorden tevoorschijn en gebruikt het.
Ze weet welke woorden tot dezelfde categorie behoren, dat voelen en proeven beide over zintuigen gaan. We kijken naar een slak op de grond. Ze zit op haar hurken naast de slak. ‘Proeven’, zegt ze.
Hoe haar referentiekader met de dag vergroot. Alles moet ze maar aannemen, moet ze geloven. Het gevolg is dat ze van weinig dingen nog echt opkijkt. We schrijven een kaart vanuit een vakantiehuisje, en als we thuiskomen ligt die kaart op tafel. Zo gaan die dingen, ze vraagt zich niet af welk proces daaraan vooraf is gegaan.
Hoe ze voordat ze in slaap valt, vaak nog een woord zegt dat die dag belangrijk is geweest. Ze haalt nog één keer haar speen uit haar mond, zegt duidelijk ‘speeltuin’, draait zich om en valt in slaap. Of: ‘pruimen zijn ook lekker?’.
Soms is ze in gedachten verzonken. Dan staart ze in het niets, en houdt op met wat ze aan het doen was. ‘Waar denk je aan?’ vroegen we haar. Het was een volwassenen-vraag, zo een waar je zelf nooit antwoord op wilt geven, en we dachten niet echt dat ze ons een kijkje in haar innerlijke wereld zou gunnen. ‘Crèche’, antwoordde ze toen.