Archief van april 2009

Alles beweegt

vrijdag 24 april 2009

Hij kwam de spiegel binnengelopen. Terwijl ik hem jaren niet had gezien, en net een halfuur eerder aan hem had gedacht.

Mijn kappersmeisje liep naar hem toe. ‘Momentje hoor’, zei ze tegen mij. Ik draaide mijn stoel naar achter en was blij dat mijn haar niet meer in natte plukken bovenop mijn hoofd was vastgebonden. Ik noemde zijn naam, en hij keek en groette, maar moest beter kijken om de groet bewust te maken. We waren onwennig, ongemakkelijk. Woon/werk je in deze buurt, en beiden bleken we een van die twee te doen. Hoe gaat het het gaat goed. Ik toonde onder de kapperscape een buik die sindskort zichtbaar was voor de buitenwereld. Leuk zei hij gefeliciteerd wanneer en ik zei augustus en hij zei dan zie ik je in augustus wel weer een keer. En ik lachte en zei is goed en we zwaaiden en ik dacht hoezo augustus we zien elkaar misschien wel nooit meer.

‘Leuke jongen is dat’, zei het kappersmeisje. ‘Hij komt hier vaak.’ Ik zei dat we elkaar acht jaar geleden een klein tijdje hadden gekend. Ik vertelde niet van de onrust. Dat het rijtje lege wijnflessen in de keuken steeds langer werd. Dat ik de telefoon met mijn ogen dwong over te gaan, wat nooit was gelukt. Dat ik niet kon slapen als hij er was. Dat ik liever moe was of een kater had als we afspraken, omdat ik dan pas rustig was. En dat ik nog nooit zo’n opluchting had gevoeld toen dat kleine tijdje weer voorbij was.

‘Verf je je haar wel eens?’ vroeg het kappermeisje. ‘Af en toe’, antwoordde ik, ‘het zou wel weer eens moeten want ik zie steeds meer grijze haren.’ ‘Dat was me nog niet opgevallen, hoor’, zei ze lief. Ik voelde iets bewegen vanbinnen. Het kon van alles zijn.

Vreemde klanken

woensdag 22 april 2009

Eerst hebt je de oma die achter de kinderwagen ‘daar varen de scheepjes voorbij’ voor haar kleinkind zingt. Dan heb je de jongen die je inhaalt op de fiets terwijl hij meezingt met zijn i-pod, maar je kan niet horen wat hij zingt. En alles overstemmend heb je tot slot nog dat rare orkest.

Eerst dacht ik dat er een boot langskwam. Ik zag vreemde lampen boven de gebouwen uitsteken, hoorde door de wind misvormde klanken en dacht aan een feestje op het water. Maar bij nadere inspectie bleek dat op de kop van het eiland een orkest stond te oefenen. Een heus orkest. De vreemde lampen waren lichtinstallaties, er stonden geluidswagens  opgesteld. Hekken verhinderden al te nieuwsgierige bezoekers dichterbij te komen. Alleen ik stond er.

Het orkest bestond uit blaasinstrumenten, ik herkende voornamelijk veel trompetten. De muzikanten stonden in een paar rijen op tribunes, en een van hen stond bovenop een hoog bouwwerk. Vooraan stond  een dirigent. De muzikanten brachten geen melodieën voort, maar stootten klanken uit.  Het deed nog het meest denken aan het oefenen van de sirene op de eerste maandag van de maand. Waar ik eerst nog dacht aan door de wind misvormde klanken, nu bleek dat er niets misvormds aan was. De klanken gingen omhoog en omlaag, hielden even een bepaalde toonhoogte aan, om vervolgens weer tegelijk te dalen of te stijgen. Het was surrealistisch, dit publiekloze optreden, een oefening in tonen.

De volgende dag is het orkest nog altijd niet klaar met optreden – maar kun je het wel optreden noemen als er geen publiek is? Door de nacht dringen de vreemde klanken het huis binnen.