Archief van november 2008

Lesley

dinsdag 18 november 2008

Eigenlijk wil ik niet over hem schrijven. Ik wil niet eens aan hem denken. Maar hopelijk verdwijnt hij eerder uit mijn gedachten als ik het wel doe.

Hij heeft een coupe soleil en is heel zonnebankbruin. Hij draagt een pak, hij heet Lesley. En ik ben bang voor hem. Dat zijn de feiten.

Hij praat heel hard. Bij vrijwel elke zin die hij uitspreekt, noemt hij ons bij de naam. Hij dreigt met overlijden. ‘Jongens’,  zegt hij dan, daar moet je nu niet aan denken maar dat kan dus wel gebeuren. Snappen jullie dat?’ Hij kijkt ons omstebeurt aan, en spreekt nog maar eens een keer onze namen uit. Ik durf niks terug te zeggen. Steeds vraagt hij ‘snap je dat?’, heel erg hard, en dan vertrekt zijn gezicht een beetje en ziet hij er boos uit. Ik hoor mijn stem ja mompelen, alsof het mijn stem niet is, of misschien ooit geweest is in een ver verleden.

Het is nooit mijn bedoeling geweest dat Lesley mijn huis zou betreden. Ik was onnadenkend geweest vanwege een hemacadeaubon van tien euro (‘uro’, zegt Lesley), wat in geen enkele verhouding staat tot wat ik daarvoor moet doorstaan. ’s Nachts word ik in paniek wakker omdat zijn stem, zijn priemende ogen, zijn coupe soleil maar niet uit mijn hoofd weg wil.

Gewoon neerslaan

zondag 9 november 2008

Hij verstoorde ons gevoel van orde, van netheid, van de dingen onder controle hebben. We stonden in de rij met gezichtscrème, shampoo, deodorant of out-of-bed-look-gel. Wij moesten ernstig ons best doen om ons haar te creëren in de onuitgeslapen stand. Hij niet.

Zijn haar was grijs, krullig, te lang en er was al in geen tijden een kam doorheen gegaan. Hij droeg een joggingbroek met gaten, die een stuk buik onbedekt liet. En hij had pijn. Hij zocht pillen en vroeg een Kruidvatmeisje om hulp. Ze zocht in de schappen maar wist duidelijk niet wat hij nodig had, al durfde ze dat niet tegen hem te zeggen.

Het pillenschap was halverwege de rij, en om de man heen vormde de rij een grote lus. Met ongemakkelijke lachjes keken we elkaar aan. ‘Je weet het niet he?’  zei de pijnlijdende man. Om niet nog langer in haar eentje voor hem verantwoordelijk te hoeven zijn, moest ze nu wel toegeven dat ze maar wat deed en ze probeerde een collega te strikken. ‘Misschien weet zij het.’ Maar zij schudde al driftig haar hoofd vanachter de kassa. Laat-me-er-bui-ten.

De producten die mij het leven lieten leiden van een aangepast burger (wat in de basis neerkomt op: niet stinken), werden afgerekend door een jongen.  ‘Of je slaat ‘m knockout’,  zei hij. Even dacht ik ‘m niet goed verstaan te hebben. ‘Gewoon neerslaan. Zeggen we niks tegen de ambulance en dan krijgt ie op de eerstehulp wel wat ie nodig heeft.’

Hij keek me aan en hoopte bijval te vinden. Zijn rode Kruidvat-overall maakte dat hij op een Amerikaanse gevangene leek, gevangen in angst.

Opdat we niet verdrinken

woensdag 5 november 2008

De vis wappert nog in de wind, tenminste, als hij niet teveel water heeft opgevangen. Bij teveel regen is het alsnog verdrinken, en dat in lucht.

In de avonduren probeerde ik een kooivis te vangen, ene kooistra die beroepsvisser is. Uiteindelijk had ik beet en ik bedacht me hoe leuk het is om mensen van verschillende pluimages (en wat een mooi gevederd woord dat is) te spreken. Wanneer spreek je nou een beroepsvisser.

Eerder, onderweg, kwam ik zomaar de ark van Noach tegen. Op het dek stond een giraffe. Ik fietste langs en keek om totdat ik bijna ergens tegenaan reed. Thuis las ik in het huis-aan-huisblaadje dat de ark het werk van een evangelist was. Indrukwekkend was het. En weer zo onverwacht.