Archief van juni 2008

Helemaal heel

vrijdag 20 juni 2008

Hoe noem je dat. Een gestolen moment, een tijdsvacuum, een stukje niemandsland…De tijd tussen twee afspraken in. Je bent onderweg van a naar b maar je hebt tijd over. Te weinig om naar huis, teveel om in een keer door te gaan. Je hebt geen zin om de stad in te lopen. En dan beland je in het park.

Het is het einde van de dag, een uur of zes, en de zon schijnt eindelijk. De hele dag zag je alleen je computerscherm en de wereld vanachter een raam. Zelf maakte je geen deel uit van buiten. Nu lig je in het gras, het hoofd op je tas. Je voelt de warme zonnestralen op je gezicht en je doet je ogen dicht. Je hoort kinderen spelen en heel ver weg hoor je hun ouders praten. Er fietsen mensen langs die uit hun werk komen.

Het was Plato die zei dat mensen pas heel zijn als ze hun wederhelft gevonden hebben. Maar waarom voel ik mij dan vaak het heelst als ik helemaal alleen ben, in onbewaakte ogenblikken, als ik bijna niet oplet.

Samen aan één tafel

woensdag 11 juni 2008

Daar zaten we dan. Aan tafel met de grote schrijver op een idyllisch terras onder de iepen. En we wisten niet wat we moesten doen.

We hadden in de rij gestaan voor een handtekening. Niet geweten wat we moesten zeggen als we er eenmaal waren. Een beetje zenuwachtig gegrinnikt. Elkaar aangekeken. En toen maar gewoon het boek op zijn tafel gelegd en ‘hi’ gezegd, en ’thank you’.

Daarvoor hadden we bijna een uurlang naar zijn voorleesstem geluisterd. Naar zijn prettige, door sigaren gedonkerde stem. ‘I’m alone in the dark’, begon hij, en we voelden ons eenzaam in het donker. Op de muren waren half vergane bijbelse taferelen met veel goud en aureolen. Een man met een hemels lange witte baard had een baby op schoot. Het dak was ver boven ons en als we naarboven keken, het hoofd in de nek, dan dwaalden onze gedachten even af.

En toen was daar die situatie die ons plots in onzekere pubers veranderde. We verafschuwden onze onhandigheid, zochten wanhopig naar onszelf maar vonden slechts een verouderde versie. ‘Zijn we nou groupies?’ fluisterden we naar elkaar.

‘Kom nou gewoon mee’, zei een deel van ons. ‘Pak een stoel, waarom blijven jullie daar nou hangen?’ We wisten het antwoord maar al te goed, we durfden niet, maar dat bekennen was nog enger dan in de ons aangeboden stoelen plaatsnemen.

Toen deelden we flessen wijn. Zaten aan dezelfde tafel. Hoorden bij hetzelfde gezelschap. De grote schrijver en wij. Het surrealistische uit zijn boeken daalde op ons neer.