In de rij voor slippers
zaterdag 31 mei 2008Ik vond dat er goede slippers moesten komen. Er was steeds geklaag over zere tenen, te snel afgesleten zolen, en ik besloot: dat hoeft niet meer. Dus fietsten we samen naar de goedeslipperwinkel, al had ik van tevoren enige moeite moeten doen om het zover te laten komen.
Het was druk voor de goedeslipperwinkel. Er stond een rij mensen. Ik dacht: dat zijn toeristen die met een gids de architectuur van het pandje bewonderen. Maar zo bijzonder was het pandje niet. We parkeerden de fietsen en een oude man liep op ons af. ‘Gaan jullie echt in de rij staan voor schoenen?’
Nog steeds wilde ik het niet geloven. Maar toen ik beter keek zag ik achter de winkeldeur iemand staan. Als een portier bij een uitgaansgelegenheid liet hij af en toe mensen uit, en dan mochten er weer een paar naar binnen. De rij wachtende mensen zag er niet ongeduldig uit, niet verrast, niet ‘hoe zijn wij hierin verzeild geraakt?’. Nee, ze praatten met elkaar, lachten, wachtten.
‘Ik ben van 1928’, zei de oude man. ‘Ik heb in de oorlog voor brood in de rij moeten staan. Ik heb het allemaal meegemaakt.’ Hij schudde zijn hoofd. Zelf stond hij niet in de rij. Hij bekeek het schouwspel van de zijkant, verwonderde zich. Hij begreep het niet.
Wij ook niet. We pakten onze fiets weer en keken nog een keer verbaasd achterom.