Archief van maart 2008

De grote dingen des levens op een fietspad

zaterdag 22 maart 2008

Bepaalde plekken waar ik kom, zijn voor altijd verbonden aan een moment uit mijn verleden. Dat bedoel ik niet zo vanzelfsprekend als het nu klinkt. Ik snap ook wel dat je bij het zien van een huis waar je ooit gewoond hebt, denkt aan die periode dat je daar woonde. Ik bedoel het meer associatief.

Het fietspad langs het Leidse Plein bijvoorbeeld blijft altijd verbonden aan een fietsend telefoongesprek: ‘we moeten nu beslissen, wat gaan we doen?’ ‘Ehhhh, ja, nou, doe dan maar.’ En zo hadden we ineens een huis gekocht. Een andere plek is een bepaald punt ergens in de duinen. Daar klinkt al zo’n twintig jaar het stille geluid van ruzie tussen mensen die je het minst graag van iedereen ruzie ziet maken.

Het zijn niet altijd concreet aanwijsbare gebeurtenissen die maken dat een plek niet alleen in z’n huidige staat te bezien is. Soms is een gedachte of een bepaald gevoel er de oorzaak van dat jaren later op die plek diezelfde gedachte en datzelfde gevoel terugkeert. Zo is er een bos dat een verdrietig bos is, ook al kan dat bos er niks aan doen dat ik op dat moment daar liep.

Op zo’n moment zelf weet ik nog niet dat dit hier, wat ik nú zie maar niet meen te registreren, later voorzien zal zijn van een onzichtbaar herdenkingsteken dat vlammend oplaait als ik langskom.

Nachttrein naar Amsterdam

zondag 16 maart 2008

De scores van twee keer een weekend nachttrein Utrecht-Amsterdam:

Een zeer dreigend uitziende man, de kop kaal, halfliterblik bier, kijkt druk om zich heen. Regelmatig staat hij op om uit het raam te spugen, de wc te bezoeken of om gewoon gevaarlijk om zich heen te kijken. Als we op het station zijn en de trein uitstappen, word ik plotseling tegen een meisje aangeduwd die mij boos aankijkt. Met woeste stappen loopt hij ons voorbij.

Een ballerig type. ‘Ik ben later, ik kan er toch ook niks aan doen dat ik in de trein in slaap ben gevallen? Wees blij dát ik nog kom. O je bent boos nu? Daar ga ik echt niet op in hoor. Dag Nicole.’
Twee jongens in het zitje aan de andere kant bemoeien zich ermee. ‘Problemen met je vriendin? Vrouwen…’

Onzichtbare sprekers. ‘Hij had al gezegd dat hij haar niet leuk vond, maar ze trok toch nog steeds de hele tijd naar hem toe en hij ging daar gewoon op in.’
‘Ah, hij wou neuken.’
‘Precies.’

‘Shit, dit klopt volgens mij niet. De trein moet toch de andere kant op? Dit herken ik helemaal niet en iedereen spreekt met een zachte g.’
‘We gaan naar Den Bosch.’

De laatste conversatie was van onszelf afkomstig. Ik wilde vroeg naar huis, maar het werd later dan ooit.

Ik ben een iets

donderdag 13 maart 2008

Nu ik iets geworden ben, werd ik gevraagd om voor mijn oude collegezaal te vertellen wat ik dan wel niet geworden was. Het was raar om terug te zijn en nog raarder om dat raar te vinden. Want dat voelde zo oud, en zó lang geleden was het nou ook weer niet dat ik afstudeerde. Dat ik begon met studeren was dan wel weer best lang geleden.

Dezelfde nerveuze kriebels die ik altijd had als ik een referaat moest houden, waren ook nu weer ouderwets gezellig aanwezig. Maar ze werden al minder toen ik me onder de studenten schaarde die voor de collegezaal stonden te wachten en zag dat de meesten echt tien jaar jonger waren dan ik. Tien! Dan ben je oud, als je dat kan zeggen.

De collegezaal was kleiner dan ik me herinnerde, al was het een echte hoorcollegezaal met bankjes die opgesteld in een halve arena omhoog liepen. Ik mocht voor de lessenaar staan. Nonchalant probeerde ik erop te leunen. Pas na een tijdje praten durfde ik mezelf uit deze stijve nonchalante pose te bevrijden.

Ik betrapte mezelf erop dat ik het woord ‘destijds’ een keer in de mond nam. Dat kwam omdat ik het over ‘de beginjaren van internet’ had. “Jongens en meisjes, destijds was ik de laatste der wereldburgers die een e-mailadres had.” Ik besloot ter plekke het woord ‘destijds’ nooit meer te gebruiken en het pas als ik oma was weer tevoorschijn zou halen uit mijn diep weggezakte vocabulaire.

Terwijl ik enthousiast mijn cv voordroeg, verlangde ik ernaar om weer op de ongemakkelijk zittende klapstoeltjes in de collegezaal te zitten. Ik wilde niet vooraan staan om als voorbeeldexemplaar te fungeren en te vertellen hoe leuk het was om mij te worden. Ik wilde iedereen nog kunnen worden. Geloof mij niet, telepatheerde ik de studenten. Geloof mij niet.

Liefde voor muziek

vrijdag 7 maart 2008

Hij moest even kijken voor hij wist wie ik was. ‘Hee’, zei hij verrast, maar mijn persoon in een tijd en ruimte plaatsen lukte duidelijk nog niet. ‘Het is ook al lang geleden,’ zei ik, ‘achttien jaar ongeveer. Echt talent had ik niet dus het leek me voor iedereen beter om er mee te stoppen.’

De zus, die naast me stond, begon te zingen.
‘On-a-weeheekun-Bound-for-maharket-Their’s-a-calf-wiffe-mournful-eye.’ Ik viel in. Hij viel in. Nu wist de gitaarleraar het weer.

Er was altijd lotusthee. Als ik die thee nu ruik en proef, ben ik weer op die bovenwoning. Hoor ik hem een gepassioneerd Zuid-Amerikaans stuk spelen voordat hij zich weer over moet geven aan simpele volksliedjes. Heb ik net die zware koffer naar boven gehesen. Zijn mijn nagels te lang.

‘Je nagels zijn veel te lang. Zo kun je niet gitaarspelen.’ Hij staat op en pakt een nagelvijltje. Neemt mijn hand in zijn handen. Toegewijd vijlt hij.

‘Echt waar? Deed hij dat echt? Dat is toch raar?’
‘Nee, dat was niet raar.’