Archief van februari 2008

De laatste verhuizing

dinsdag 26 februari 2008

Het leek wel een feestje. Een verhuisfeestje. We waren weer eens allemaal samen en dat er getild en gesjouwd moest worden maakte de saamhorigheid des te groter. Het was zelfs leuker dan een feestje omdat we de verplichte intro’s achterwege konden laten. Even niet ‘hoe gaat het nou op je werk?’ maar ‘pak die doos eens aan, hij is zwaar want boeken.’

We nemen allemaal een trap voor onze rekening want verhuizen naar driehoog vereist een goede samenwerking. Een systeem dat nooit faalt is het smurfen, zo genoemd omdat smurfen opgesteld in een lange rij elkaar in rap tempo emmers water doorgeven als er weer eens iets in brand staat. Eén verhuizer begrijpt ons systeem niet en strompelt met een paar dozen op elkaar in z’n eentje alle trappen op en af, op elke etage iemand verbaasd achterlatend.

Is het de gezamenlijke inspanning die ons opener maakt? Of is het het besef van een tijdperk dat hard op weg is achtergelaten te worden door ons? Deze verhuizing is niet meer een van de vele op rij, van antikraakpand naar ander tijdelijk onderkomen. De dozen en oude bankstellen gaan deze keer naar een echt eigen huis waar niemand uitgezet kan worden, want er is veel geld voor betaald.

We kijken de kring rond. Er is goed voor de verhuizers gezorgd met koud bier en pizza, zoals elke verhuizing zou moeten zijn. Maar er is iets wezenlijks anders dan een paar jaar hiervoor, want ineens hebben we huizen. Niet gehuurd van een louche huisjesmelker of een woningbouwvereniging die het pand hoognodig moet slopen. We grappen: voor de volgende verhuizing huur je maar een verhuisbedrijf in. We studeren niet meer maar werken. Wonen samen. Trouwen. Krijgen baby’s. Burnouts. Gaan in therapie. Krijgen nieuwe inzichten. Herstellen ons en proberen het opnieuw.

En toen kwam Nanook

zondag 17 februari 2008

Twee weken stilte op deze plek, een zekere geestesmoeheid was daar schuldig aan. Omdat ik daar niemand mee wil lastigvallen, zwijg ik liever.

Maar toen kwam Nanook! Het was op vrijdagavond. Er moest iets doorbroken zien te worden. Dingen als ‘waarom ben ik moe terwijl het weekend net begint, waarom doe ik wat ik doe en niet iets anders’, etc. Onzin dus. Nanook was meer dan welkom.

Om niet teveel in raadselen te communiceren, zeg ik direct maar dat het om een documentaire uit 1922 ging. Het verhaal speelde zich af in een koud, wit landschap. Eskimoland. Het politiek-correcte ‘Inuit’ was nog niet in zwang, want we zagen de eskimo’s echt rauw vlees eten, wat klopt er dan niet aan de naam ‘rauwe vleeseter’?

Nanook leeft met zijn vrouw, (schoon?-) moeder en drie kinderen in Groenland waar geen spatje groen te bekennen is, en niet omdat het een zwartwitfilm is. We zien een kayak aanmeren, hoewel aanmeren ook een verkeerd gekozen woord lijkt omdat alles uit ijs en sneeuw lijkt te bestaan. Op de voorpunt van de kayak ligt een eskimokind plat op zijn buik. De handjes houden zich vast aan het gat van de kayak. We kijken verbaasd toe hoe Nanook de kayak op het droge (lees: ijs) trekt en zijn zoontje van de voorplecht aftilt. Het jongetje holt vrolijk het ijs op. En dan gebeurt er iets vreemds. Uit de buik van de kayak komt nog iets gekropen. Iemand. Het is Nanooks vrouw. En zijn tweede kind. En derde kind. En het jonge hondje. De (schoon-) moeder was thuis gebleven. Dat paste niet meer.

We zien Nanook op pad gaan met zijn hele familie, slee en sledehonden om plekken te vinden waar meer vis is. Ze dragen broeken van zeehondenbont en een jas van zeehondenvel. En daaronder, we kunnen het steeds niet helemaal goed zien maar alles wijst erop: niets. Er moet gegeten worden, er is al dagen niets gevangen. Dan gaat er een gerucht rond: er zijn walrussen gesignaleerd! Nanook springt de kayak in en peddelt als een razende de aangewezen kant op. Weg zijn onze anti-bontideeen, dierenbeschermingssympatieen, en we hopen alleen nog maar dat Nanook een walrus weet te vangen om zijn gezin mee te voeden. Kop op Nanook! juichen we hem toe als hij aan het touw staat te trekken dat aan zijn speer vastzit. Eindelijk slaagt hij erin het zware dier de kant op te krijgen. Hij heeft zo’n honger dat hij ter plekke de walrus aan stukken snijdt, het vlees eraf scheurt en opeet.

Nanook bouwt een iglo om de nacht door te brengen. Uit het ijs hakt hij een ovaalvormig stuk en plaatst dit als raam boven de opening van de iglo. Om meer licht te vangen zet hij haaks daarop de plak sneeuw die hij uit de iglo heeft gehakt om het raam een plek te geven. Nanooks vrouw is er blij mee en ze maakt het raam direct schoon. Als ze gaan slapen, trekken ze al hun kleren uit (ziejewel, ze hebben er echt niets onder aan) en vallen dicht tegen elkaar aan in slaap toegedekt door zeehondenvachten.

Als ik de volgende ochtend wakker word, zit Nanook nog steeds in mijn hoofd. Zou zijn jongste kind nog leven? Een Inuit-bejaarde die met weemoed terugdenkt aan vroeger, toen niemand nog van klimaatverandering en Greenpeace gehoord had.

In ’t dreupelkot

zondag 3 februari 2008

Het begon zo gezellig aan de bar in Pols dreupelkot. We begonnen maar eens met een gemberjenever. Naast ons zat een jongen met een dubbel glas van een jeneversoort, en daarbij rookte hij een sigaar. Hij was er niet het type voor. ‘Excuses voor de sigaar’, zei hij vriendelijk. ‘Ach’, zei ik. ‘Genieten mag. Maar ik houd inderdaad niet van sigaren, dat klopt.’ ‘Zie je wel’, zei hij, daarom excuseer ik mij.’ Voor hem, onder de bar, hingen aan een haakje een paar plastic tasjes. Hij had kleren gekocht, vier oesters en een vis. Niet zomaar een vis, maar een barbeel. ‘Ik denk dat ik ‘m klaarmaak met spinazie en munt erin, en couscous erbij. ‘Lekker’, dachten ook wij.

Ineens moest hij weg. ‘Letten jullie even op mijn tassen, ik ben zo terug. Bestel maar een jenever op mijn kosten, hazelnoot is lekker.’ ‘Moet je vis niet mee?’ wilde ik nog zeggen maar hij was al weg. We bestelden twee bloedsinaasappeljenever van het tientje dat hij bij ons had achtergelaten. En na tien minuten was hij weer terug. Hij bestelde nieuwe jenevers, deze keer ook dubbele voor ons.

Weer moest er hoognodig iets ondernomen worden. Hij stond op en liet zijn tassen weer bij ons achter. We dachten aan de arme barbeel die in plaats van gebakken te worden, nu hing te roken onder aan een bar. De jongen keerde terug met een vel briefpapier en een bijpassende envelop. `Ga je een brief schrijven?´ vroegen we verheugd. De brief was voor zijn grootvader bestemd. Hij vertelde een verhaal met veel geboortedata over drie zonen waarvan er een was overleden. Dat was zijn vader. De jongen leek meer tegen zichzelf te praten dan tegen ons. Toen hij iets aan wilde wijzen, verloor hij bijna zijn evenwicht.

´Wil je wat water?´ boden we aan, maar hij liet het flesje op de grond vallen en bestelde nieuwe jenever. Het leek ons niet verstandig, maar hij luisterde niet. Pol keek hoofdschuddend toe vanachter de bar maar hij schonk toch een nieuwe in. We voelden ons met elke slok nuchterder worden. De jongen sprak niet meer, maar begon nu te fluiten en te zingen.

´It´s not going to stop
It´s not going to stop.´

Aimee Mann, zeiden we tegen elkaar, verrast door de onverwachte wending. We werden er wat treurig van, want de jongen leek niet op een barfly die zijn leven in rap tempo wegdronk. Toen hij op wilde staan, viel hij achterover op de grond. Iedereen keek nu onze richting op. Pol trok de jongen omhoog en zette hem terug op de kruk. Met zijn hoofd op de bar geleund keek de jongen ons aan. Hij glimlachte. In zijn mondhoeken zat kwijl.

Aangestaard door het hele dreupelkot, hoe kunnen jullie je vriend zo achterlaten, zochten we de uitgang.

You think
one drink
will shrink you ´till you´re underground*.

Maar zelfs met meer dan een drankje was hij niet verder gekomen dan de vloer van het dreupelkot.

* Wise up / Aimee Mann

Voetbalmuziek

vrijdag 1 februari 2008

Ze heeft een broodtrommeltje van Ajax mee. En, onthult ze, ze slaapt ook onder een Ajax-dekbed.

Ergens in het gebouw klinkt plotseling luide muziek, de Carmina Burana. Studenten hebben het gebruikt voor een project. ‘Dit is toch zo’n voetballied? Dat vind ik echt zo’n gaaf nummer!’

Het is weekend en ik krijg haar stem maar niet uit mijn hoofd.