De smaak van de stad

dinsdag 8 mei 2007

Het schrijven wil tijdelijk niet zo vlotten. Het kan zijn dat niemand dat opmerkt. Ik hoef aan niemand verantwoording af te leggen, maar het veroorzaakt toch enige innerlijke onrust. Enerzijds is er een onrust die het schrijven verhindert, anderzijds een tweede onrust die ontstaat door niet te schrijven. En ze heffen elkaar niet op.

Nouja, het zij maar even zo.

Ik wil toch wel weer eens wat mededelen. Ben toch aan het wachten en een wachtend mens is van zichzelf al onrustig, dus dat kan er ook nog wel bij.
Op de plaatselijke zender AT5 is elke dag een item De smaak van de stad. Dat gaat niet over eetgelegenheden, maar over een plek in Amsterdam die voor de BA’er uit het item een bijzondere bijsmaak heeft. Positief dan. Op het einde van het filmpje staan ze altijd met hun armen gespreid en worden ze gefilmd vanaf een hoge of verre plek (of de camera zoomt uit, daar wil ik vanaf zijn). Meestal vind ik iedereen in die filmpjes stom. Ik ben geen BA’er, maar mocht het geval zich voordoen dat ik ooit word gevraagd, dan heb ik al een filmpje bedacht. En ik ben natuurlijk helemaal niet stom.

Locatie: Regulierbreestraat ter hoogte van Albert Heyn. Fietspad. De tv-kijker ziet mij daar staan terwijl alle fietsers geirriteerd uitwijken; wat sta je daar nou stom op het fietspad, ga ’s aan de kant. Nu moet ik aan de kijker vertellen waarom deze plek voor mij een bijzondere smaak heeft:

‘Toen ik in Amsterdam kwam wonen en nog maar net een fiets had, was ik een heel blije fietser. Ik voelde me er helemaal bijhoren. Ik zat bijna altijd lachend op de fiets. Dat kon natuurlijk niet altijd voortduren. Op een dag droeg ik een spijkerbroek met wijde pijpen (en nee, het waren niet de jaren ’70, maar dat zou je heus wel weten als je me dit zag vertellen). Ter hoogte van de Albert Heyn kon ik ineens niet meer trappen. Ik zat vast. Mijn pijp zat in mijn – onbedekte – kettingkast. Ik reed niet zo hard en wist mezelf op de stoep in veiligheid te brengen. Maar toen. Kreeg ik met geen mogelijkheid mijn pijp uit de kettingkast. Ik trok ik sjorde, was allang bereid mijn pijp kapot te scheuren, maar niets hielp. Het leek of heel Amsterdam mij passeerde, ik stond daar stom te trekken en durfde niemand om hulp te vragen. En toen was daar dat meisje. ‘Zal ik je even helpen?’ vroeg ze. Ik stond nog net niet te huilen, maar veel langer had dit alles niet moeten duren. Het meisje trok aan mijn pijp, ‘ik ben bang dat ik ‘m wel kapot moet scheuren’, en eindelijk was daar het langverwachte geluid van scheuren. Ik was bevrijd. Ik bedankte het meisje, maar wist niet genoeg woorden om aan te tonen hoe dankbaar ik was.

Met mijn rechterbeen zo ver mogelijk van de kettingkast af fietste ik verder. Minder onbesuisd, volwassener, een ervaring rijker. Ik wist nu dat kettingkasten eropuit waren je op te slokken, hun tanden in je broek te zetten. En ik wist dat het meest behulpzame meisje dat er bestond, in Amsterdam woonde.’

Ik spreid mijn armen en de fietsers kijken nog geirriteerder, boos, een waagt het zelfs te zeggen dat ik op moet rotten.

8 reacties:

  1. Erica:

    Nee, het valt mij niet op! Hoop wel dat je de bron van je onrust kunt vinden. Van onrust wordt niemand gelukkiger.

  2. pironik:

    ja. dat is een mooie plek.
    ik kijk er al naar uit om deze zomer nog eens met de fiets vast te raken in de amsterdamse tramsporen :)

  3. iamzero:

    Je moet gewoon vaker schrijven, dat is wel duidelijk als je een ‘ik wordt’ ontglipt…

  4. merlijn:

    @zero: Grote schrik! Gevonden en weg is ie weer. Ja, ik moet faker sgrijfe.

  5. Merlijn:

    @pironik: dat is me nog niet overkomen, maar ik heb heel wat zeer pijnlijke (voor)vallen mogen aanschouwen. Succes!

  6. Plien:

    Ik had een keer dat mijn ketting van mijn fiets ging midden op het kruispunt toen ik net heel hard door rood was gefietst. En mijn veter raakte een keer om de trapper heen gestrikt. En collega R. is een keer toen hij in de Leidsestraat fietste, door een boze voetganger van zijn fiets geduwd. Toen had hij een gebroken pink.

  7. Maria:

    Eindelijk.
    Het werd eens tijd.
    Ik zat al dagen te wachten op een nieuwe mijmerlijn.

  8. Lotte:

    Nou, je kan het nog steeds prachtig hoor!

Plaats een reactie