Verse cake in oude blikken

zondag 4 februari 2007

Een blik om cake in te bewaren met in plaats van cake de bedompte oudekastjeslucht van jaren; dat ligt nu op mijn aanrecht. Ik wist niet dat ik ernaar op zoek was. Het is een soort broodtrommel, maar dan in de vorm van een cake. Of in de vorm van crackers, cream crackers, die altijd in mijn keukenkastje staan maar die ik zo moeilijk knapperig kan houden. In de broodtrommel erbij mag niet, de aanwezigheid van brood schijnt de knapperigheid aan te tasten, maar de verpakking leent zich weer niet tot dichtbinden. ‘Vier euro.’

Het was donker, koud en rokerig in de hal waar zoveel kraampjes stonden dat de straten genummerd waren. We zigzagden straat in, straat uit. En dat terwijl buiten de zon vierde dat ze de winter overwonnen had, al was het nog maar februari. ‘Het schijnt buiten heel mooi weer te zijn’, zei een van de verkopers achter een kraampje tegen een ander. Zij moesten het doen met verhalen; grotwezens in het donker.

‘Dat is een didjerriedoe’, zei een man tegen de verkoper van de didgeridoo. ‘Oja, en wat is dat dan?’ ‘Iets met aboriginals en Australie’, zei de andere man weer. En hij nam de didgeridoo mee.

Een oudere vrouw liep verheugd tegen een staande stofzuiger op. ‘Kijk eens!’, zei ze blij tegen haar vriendin. Ze boog zich over de tafel heen om de prijs te vragen.

‘Maar een euro!’ riep een man vanachter zijn kraam. Toch bleven de borstels onaangeroerd op de tafel liggen terwijl je er zoveel nuttig schoonmaakwerk mee zou kunnen verrichten.

En we zien niets, geen gezichten van andere bezoekers noch van de verkopers achter de kramen. Enkel de uitgestalde waar op de kramen. De verkopers daarentegen zien alles en iedereen, onbespied als de bezoekers zich wanen. We zijn er allemaal: de hippe student op zoek naar een origineel interieur-item, besnorde Turken met gesluierde vrouwen die ouderwetse buggy’s voortduwen, opgedirkte Jordanese dames met bonthoedjes die glimmende theekopjes met gouden randjes keurend in de rondte draaien, en wij dus. Met cakeblik en toeter.

Het was een feest van herkenning: ‘Dat suikerblik hadden wij vroeger thuis ook!’ ‘Dat schaaltje had mijn oma!’ Er kwam geen einde aan. Langzamerhand kwam ik in de greep van gebloemd serviesgoed met gouden randjes. Ik zag een tafeltje voor me bij mijn grootmoeder thuis waarop een kopje op z’n kant op een schoteltje lag. Zo kon je het bloemetje aan de binnenkant van het kopje goed zien. Ineens verlangde ik ook naar zulke kopjes. Al zag ik mezelf nog niet koppen en schotels tentoonstellen in huis.

We toeterden ons een weg naar buiten, knipperend tegen het felle zonlicht. Snoten het stof uit onze neuzen, klopten het spinrag uit het haar en bekeken onze schatten. Ik deed het deurtje van mijn cakeblik open. Snel verstopte ik mijn neus in een zakdoek.

1 reactie:

  1. Plien:

    Ik wil ook bloemetjeskopje met een gouden randje. Maar dan moet ik eerst een groter huis met een extra kast erin.

Plaats een reactie