Over een vrijwillige molenaar of de kunst van het verwonderen
maandag 16 oktober 2006De vrijwillige molenaar was erg enthousiast en legde met alle liefde van de wereld uit hoe de poldermolen werkte. Ik stond bovenaan in de molen. In het midden draaide een zeer grote, houten as rondjes. Er draaide wel meer daar, tandwielen bijvoorbeeld. Alles was van hout. Het rook er naar verbrand hout, de houten molenmuren zagen zwart van de rook. Uitgebreid legde de vrijwillige molenaar uit hoe de molen werkte. Wat waaraan vastgemaakt moest worden om ervoor te zorgen dat dit of dat gebeurde. Het werd me duidelijk dat het vooral zeer zwaar werk was. Hij had een guitig boerenpetje op, een overal en klompen aan. Net echt.
Zijn uitleg over de werking van de molen interesseerde me in het geheel niet. Ik probeerde een gaap te onderdrukken en tegelijk nog steeds geïnteresseerd te kijken, wat best lastig was. Het enige wat ik wilde was me verwonderen over die grote tandwielen en assen, over het idee dat hier een gezin met tien kinderen had gewoond in piepkleine bedsteden. Maar de vrijwillige molenaar gaf niet zomaar op. Hij bleef me aankijken en ik voelde me verplicht af en toe wat meelevend commentaar te geven (‘zo!’ of ‘wat zwaar!’) wat alleen maar tot gevolg had dat hij verder bleef praten. Toen de molenaar nieuwe luisteraars kreeg, glipte ik ertussenuit. Onhandig klom ik de steile trap weer af.
Helemaal beneden in de molen zat een glazen vloer. Daaronder zag ik water woest stromen tussen houten schotten door. De schotten hadden uiteraard een belangrijke functie, maar die wilde ik absoluut niet weten. Mijn nieuwsgierigheid was tot nul gereduceerd maar met mijn vermogen tot verwonderen zat het wel goed.