Archief van oktober 2006

Over een vrijwillige molenaar of de kunst van het verwonderen

maandag 16 oktober 2006

De vrijwillige molenaar was erg enthousiast en legde met alle liefde van de wereld uit hoe de poldermolen werkte. Ik stond bovenaan in de molen. In het midden draaide een zeer grote, houten as rondjes. Er draaide wel meer daar, tandwielen bijvoorbeeld. Alles was van hout. Het rook er naar verbrand hout, de houten molenmuren zagen zwart van de rook. Uitgebreid legde de vrijwillige molenaar uit hoe de molen werkte. Wat waaraan vastgemaakt moest worden om ervoor te zorgen dat dit of dat gebeurde. Het werd me duidelijk dat het vooral zeer zwaar werk was. Hij had een guitig boerenpetje op, een overal en klompen aan. Net echt.

Zijn uitleg over de werking van de molen interesseerde me in het geheel niet. Ik probeerde een gaap te onderdrukken en tegelijk nog steeds geïnteresseerd te kijken, wat best lastig was. Het enige wat ik wilde was me verwonderen over die grote tandwielen en assen, over het idee dat hier een gezin met tien kinderen had gewoond in piepkleine bedsteden. Maar de vrijwillige molenaar gaf niet zomaar op. Hij bleef me aankijken en ik voelde me verplicht af en toe wat meelevend commentaar te geven (‘zo!’ of ‘wat zwaar!’) wat alleen maar tot gevolg had dat hij verder bleef praten. Toen de molenaar nieuwe luisteraars kreeg, glipte ik ertussenuit. Onhandig klom ik de steile trap weer af.

Helemaal beneden in de molen zat een glazen vloer. Daaronder zag ik water woest stromen tussen houten schotten door. De schotten hadden uiteraard een belangrijke functie, maar die wilde ik absoluut niet weten. Mijn nieuwsgierigheid was tot nul gereduceerd maar met mijn vermogen tot verwonderen zat het wel goed.

Sjorsie is dood

zaterdag 14 oktober 2006

En weer mixte het niet. Aan de ene kant van het vuur stonden wij, aan de andere kant stonden zij. Het vuur was aangemaakt met stoelpoten, tafeltjes, met al het hout dat er op een scheepswerf te vinden is (veel!). De vlammen waren hoog en heet. Het stalen onderstel van een opklaptafel lichtte vuurrood op.

De scheepswerf heeft haar eigen bewoners, al dan niet wonend in een caravan of keet, en wij bevonden ons op hun terrein. Nieuwsgierig en tegelijk achterdochtig bekeken we elkaar. ‘Weer eens wat anders’, zo grinnikten we naar elkaar. Maar tegelijk voelde het heel vreemd en waren we buitenstaanders.

Ze droeg een zwart bomberjack en ze had halflang blond haar. Haar gezicht had grove trekken. ‘Ik heb ook nog slecht nieuws!’ schreeuwde ze plotseling naar niemand in het bijzonder. ‘Sjorsie is dood. Hij woonde daar in een caravannetje en nu issie dood. We zijn gister op z’n begrafenis geweest, iedereen was er. Z’n hele familie, uit Amerika, uit Duitsland, uit Zweden, echt iedereen. Hij had een maagzweer.’

Het was moeilijk laveren tussen wel en geen aandacht geven. Ze schreeuwde om aandacht, maar je menselijke kant werd snel afgestraft als je met haar in gesprek ging. Ze schold en vloekte zodat je maar liever deed alsof ze er niet was. Wat onmogelijk was. Ze maakte zich verdienstelijk, sleepte hout aan en verloor bijna haar evenwicht toen ze een veel te groot tafelblad in het vuur gooide.

De aanwezigheid van de alcoholistische en maatschappij-vreemde figuren beinvloedde de sfeer van het feestje. Al was het ons bier, het was hun terrein en hun leven waar wij binnendrongen. Aangepast tegenover onaangepast. De blonde vrouw begon weer te schreeuwen. ‘Jullie weten echt niks!’ En in bepaalde opzichten had ze helemaal gelijk.

Duimring

vrijdag 13 oktober 2006

Ik was te laat van huis weggegaan en daarom moest ik heel hard doortrappen. Het was nog vroeg, of eigenlijk niet vroeger dan het elke dag om deze tijd was, maar toch, de dag was net begonnen. Ik twijfelde of ik wel de snelste route had gekozen want waarom moest ik anders zo hard fietsen. De sjaal was al snel te warm. Alles werd te warm. Het weer, dat zich weigerde herfstachtig te gedragen, mijn kleren die niet meer op de zomer waren ingesteld, samen met de altijd aanwezige angst om te laat te komen.

Met het te laat viel het mee. De koffie werd nog geschonken en handen werden geschud. Naast mij stond een net uitziende heer, een vlekkeloos gestreken overhemd aan, keurige bril, heel schoon. Ik daarentegen had het nog heter dan na het sporten. Kwam er geen stoom van mijn bezwete lichaam af? En erger, stonk ik niet heel erg? Het heertje leek in elk geval geen last van mij te hebben. Hij schudde vriendelijk mijn hand en stelde zich voor. Toen zei hij: ‘je draagt een duimring he?’ Inderdaad had ik een ring om mijn rechterduim. ‘Ik dacht eerst dat je een pleister om had’, vervolgde hij. ‘Vind je dat niet eng? Ik zou zo bang zijn dat ie er niet meer af kon.’

Ineens vond ik het een beetje intiem worden. Het feit dat ik een ring droeg om mijn rechterduim was heel iets anders dan een ‘duimring’ hebben. Zo leek het net alsof het in de sfeer van verborgen tatoeages en piercings viel. Maar ‘nee hoor’, zei ik. ‘Hij gaat er heel gemakkelijk weer af, kijk maar.’ Ik haalde de ring met een licht wringen van mijn duim af. En deed ‘m er weer om. Met deze beweging bereikte ik niet dat de intimiteit verminderd werd. Zweet druppelde zich een weg naar buiten.

Ik dacht aan douchen, aan naakte eenzaamheid.

Puzzelboek

woensdag 11 oktober 2006

Ik had mail met een code erin. Als ik deze code doorbelde, jawel, gratis, dan maakte ik kans op een lcd-tv. Bovendien kreeg ik ook een gratis puzzelboek thuisgestuurd. Ik pakte gelijk de telefoon maar. Anoniem was ik nu toch al niet meer want in de mail stond pontificaal mijn naam en adres. Een telefoontje kon er ook nog wel bij. Volkomen onverwacht kreeg ik een echt iemand, een manspersoon, aan de telefoon in plaats van het bandje waar ik op hoopte. Een beetje anonimiteit aan de telefoon verlang ik eerlijk gezegd toch wel. Live of niet, hij klonk wel als een bandje want het lukte me niet om ertussen te komen. Hij leek lichtelijk van z’n stuk gebracht als ik tussendoor iets zei wat niet volgens zijn verwachtingspatroon verliep.
Hij voerde mijn code in en mijn gegevens werden geactiveerd. Dat klonk best spannend en ik kon niet wachten om te horen dat ik de winnaar was. Maar ik moest nog even geduld hebben. Mocht ik de winnaar zijn, dan werd ik daar later over teruggebeld. En dan nu het puzzelboek. Als dank (waarvoor?) kreeg ik geheel gratis het nieuwe, dikke (yes!) puzzelboek thuisgestuurd. Ik brabbelde ‘o, leuk’ tussen zijn spraakwaterval door.

‘Voor maar 4,95 verzendkosten’.

De spraakwaterval hield nog even aan. Het ging over prijzen die er in elk puzzelboek te winnen waren, elke maand weer. Geen abonnement. Wat dan wel wist ik niet, want het leek er verdomd veel op. Hoe was ik ook alweer in deze puzzelboekenverhandeling beland? Ik die een keer per jaar de puzzel in de eindejaarseditie van een of andere krant poogde op te lossen, maar verder echt helemaal niets met puzzels had? Omdat het me niet lukte hem het zwijgen op te leggen, wachtte ik onrustig af. Nog net niet met de hoorn van mijn oor af.

‘Ik wil toch geen puzzelboek’, vertrouwde ik hem na afloop toe. Hij was verbaasd. Bijna stomgeslagen. Had hij me daarnet nou niet ‘o, leuk’ horen prevelen? Hij vroeg wat de reden was van mijn desinteresse. Ik vertelde eerlijk dat ik nooit puzzelde en echt helemaal niks om puzzels gaf (die ene per jaar verzweeg ik even om niet nog verder in de problemen te raken). ‘Jamaar je hebt een hele maand om die puzzels te maken’, probeerde hij nog. Dus toch een abonnement? Ik had ‘m wel door! ‘Nee echt niet’, hield ik dapper vol. Hij klonk steeds minder aardig, minder enthousiast.

Plotseling kreeg hij een helder inzicht en week zowaar van zijn script af. ‘Het zijn die verzendkosten van 4,95 hè?’, wist hij ineens. En ik kon niet anders dan hem gelijk geven.

Buurtgeluk

dinsdag 10 oktober 2006

Ooit woonde ik tegenover een drugsdealer. Zijn ramen waren afgeplakt met karton en op de meest vreemde tijden werd er aangebeld. Of aangeschopt. Het liefst midden in de nacht. De drugsdealer had ook een vriendin. Op een keer werd de drugsdealer opgepakt. Politie belde aan en nam hem mee. Nog weer later, toen hij allang weer vrij was gelaten, werd zijn huis ontruimd. Daarna zag ik de vriendin wel eens door de straat strompelen op een hooggehakte schoen. Nu klopte zij op haar beurt aan bij haar oude huis, er woonde namelijk direct weer een nieuwe drugsdealer. Ze werd bruut weggestuurd door de nieuwe bewoner.

Nu woon ik naast en tegenover blonde kinderen. Ze zijn overal. Jongetjes met halflang haar, meisjes met staartjes en vlechtjes; retro-kinderen van ouders die er op hun eigen jeugdfoto’s exact hetzelfde uitzagen. De kinderen passen uitstekend in hun retro-interieur. Een package deal uit de reclamefolder. Ze heten Finn, Luna, Sterre, Sem of Noor. ’s Ochtends verdringen bakfietsen elkaar op het schoolplein om de kinderen af te zetten. De aanwezigheid van de vaders zorgt voor net een tikje extra spanning. In het speelkwartier spelen de blonde kinderen paardje of rennen achter elkaar aan. ’s Middags fietsen de blonde meisjes op roze fietsjes over de stoep. De blonde jongens schoppen tegen een bal op het voetbalveldje.

Het aantal echtscheidingen in deze buurt ligt heel hoog.

Rocker tegen wil en dank

maandag 9 oktober 2006

Rockers waren ze. Maar, oude rockers. Rockers uit vervlogen tijden, rockers die betere tijden hadden gekend wat betreft hun populariteit. Vier stuks ervan bezetten het podium. Het publiek was jong, nog niet geboren in deze betere tijden. Wachtte op de jonge bands die hierna op zouden treden. De zanger keek vermoeid de zaal in en spuugde nog een keer zijn vervlogen liedjes de zaal in. Zijn spijkerbroek, t-shirt en openhangende blouse waren meegekomen uit zijn verleden, vormden zo in combinatie met de lange, sliertige haren, het smalle, doorgroefde gezicht het trieste heden. De rockers deden hun best, maar de vermoeidheid straalde er vanaf. De voormalige zanger was enkele jaren daarvoor al overleden; waarom mochten zij er nou ook niet gewoon mee ophouden en alles overlaten aan de nieuwe generatie.

Het publiek praatte ondertussen enthousiast met elkaar, keek af en toe verstoord op om te zien wie hun het praten zo belemmerde. Zoende elkaar, begroette elkaar. Maakte zich op voor wat komen ging. Ontkende de aanwezigheid van de oude rockers. Jong en oud mixte niet, stond aan aparte tafeltjes, keek naar elkaar als ware het aparte diersoorten. Aan de ene tafel de ik-dacht-dat-deze-uitgestorven-waren diersoort en aan de andere tafel de ze-weten-echt-van-niks diersoort.

In de wc beneden trof de moeder van een van de jonge bandleden een van de oude rockers. Zelfde generatie, andere levensinvulling. ‘Zou je dat nou wel doen, zo’n pilletje?’ vroeg ze. De naiviteit sierde haar. Dat ze niet zag dat het podium anders leeg zou blijven.

Sentiment

vrijdag 6 oktober 2006

Het was de dag van het Sentiment. Het regende en regende. Het was de dag van de verbroken relaties, van eenzaamheid, van spijt, van ongelukkige liefdes, van elkaar de hand reiken maar er net niet bij kunnen komen. En van het 25-jarig bestaan van De Dijk, wat uitstekend onder de noemer Sentiment viel. Ouwe Nederlandse rockers verzameld in Paradiso het repertoire van De Dijk zingend met als enige doel een traan te ontlokken bij Huub. Uiteraard kostte dit geen enkele moeite op de dag van het Sentiment. Er zijn geen woorden voor, stamelde Huub in de microfoon. En mijn hart kan dit niet aan.

Elke gebeurtenis, elke opmerking was genoeg om emoties op te wekken. De traan zat dicht achter het oog, met een exhibitionistisch verlangen zichzelf te laten zien. Een klein jongetje in de supermarkt dat geraspte kaas zocht. Een trotse vader. Een dampende pan nasi in de door het gasfornuis verwarmde keuken. Verlangen een arm om elkaar heen te slaan, verhinderd door een telefoonlijn en kilometers afstand.

Het regende en regende en regende. Het werd hoog tijd om een regenpak aan te schaffen.

Kussen

donderdag 5 oktober 2006

Zijn school sponsorde een of ander arm dorp in Afrika. Of ik daar wat geld voor over had. In ruil daarvoor deelde hij ‘kussen’ uit. Ik zag verschillende kussens voor me, al-niet-meer-hippe fatboys en doodgewone ouderwetse kussentjes voor op de bank. Ik had er geen behoefte aan maar pakte toch mijn portemonnee uit mijn tas om te zoeken naar kleingeld.

Hij hield een voddig papiertje voor mijn neus, een getypt velletje met een onduidelijke gekopieerde foto van wat waarschijnlijk een school in Afrika moest voorstellen. Het vodje leek al jaren in zijn achterzak te hebben gezeten. Het was nog een jonge jongen, ik gaf ‘m niet meer dan vijftien, zestien jaar, en hij was in het bezit van een vlassig, gelig minisnorretje.

Zoekend naar wat munten draaide ik in mijn hoofd zijn praatje nogmaals af. Zei hij nou dat hij kussen uitdeelde? Ineens zag ik de andere betekenis, en wel een veel logischer interpretatie dan die van mij. Ik met mijn vergezochte huiskamercomfort. Ja natuurlijk, kussen, een zoen. Ik ging van deze vlassnor een zoen krijgen. Aarzelend haalde ik wat geld uit mijn portemonnee, overhandigde het hem en wilde weglopen. Toen kwam de kus. Bloedserieus, zonder ook maar een glimlachje om zijn lippen, gaf de jongen me een zoen op mijn wang. Automatisch kuste ik terug omdat kussen meestal van twee kanten komen, al heb ik altijd al een hekel gehad aan het zoenen als begroeting. ‘Dankjewel’, zei de jongen. ‘Jij ook bedankt’, zei ik.

Ik keek om me heen in de overvolle Kalvertoren. Iedereen liep en deed en niemand keek.

Waaivogeltje

woensdag 4 oktober 2006

Het was een waaierig vrouwtje. Beetje vogel-achtig ook. Een klein, oud, grijs vogeltje. Ze stond achter een kraam met keramieken bladeren, potjes, ja ook met keramieken vogeltjes, vanalles. En toen ging het waaien. Zenuwachtig keek ze om zich heen. Probeerde met twee handen al haar waar te omvatten. Vervaarlijk bolde het zwarte kleed dat onder haar keramiek lag (op dat kleed kwam alles nog beter uit) op. Een paar potjes stootten elkaar zachtjes aan. En toen, aan de zijkant van de kraam: gerinkel. Daar stortte een keramieken vogeltje ter aarde. Nu werd ze pas echt paniekerig.

Er moest hulp komen en smekend keek ze onze richting uit. Wij boden vier armen extra en probeerden het kleed en het zeil achter de kraam in gareel te houden. Ondertussen legde ze haar keramiek plat neer zodat de wind er minder vat op kreeg. En nee, koffie hoefde ze niet, sloeg ze ons aanbod af. Ze had zelf limonade mee. Het zeil achter de kraam werd opnieuw vastgebonden en we lieten haar weer alleen met haar voorraad keramiek. Steeds als er een potentiële klant voor haar kraam kwam staan, zei ze: ‘Ik stijg zo op als een vlieger’.Â

Was dat maar zo, dacht ik. Maar steen is sterk. En waaierige grijze vogeltjes niet minder. Ze hield dapper vol, zelfs toen wij afdropen en de vrijheid weer opzochten. ‘Waarom gaan jullie weg!’ riep ze ons achterna. Met de regen in de rug leek ons dat wel duidelijk en met de braderieerige sfeer hadden we het ook wel gehad. ‘Succes’, zeiden wij en we wilden dat angstige verwaaide vogeltje nooit meer zien.

Wc-poëzie

maandag 2 oktober 2006

Wat het leukste aan feestjes is? Of aan bezoek? Niet de troep na afloop, niet het aanbellen bij de buren met je welgemeende excuses voor de overlast. Dat is de poëzie achteraf. Wc-bezoekjes duren net iets langer dan normaal en de volgende dag is de reden zichtbaar. Ik heb het niet over stank (die viel mee dankzij het net aangeschafte dennenblokje), niet over vlekken op de bril (die er uiteraard geweest zullen zijn). Niet over zoiets banaals. Ik heb het over de magnetic poetry kit (Nederlandse editie) in het toilet. ‘Ontdek onvermoede creatieve talenten in uzelf’.

Wie is de maker is van ‘Blik naar prachtig naakte mannen? Is dat het enige andere meisje in het gezelschap, of zou vriend X dan toch…Wie heeft ‘moeder’ geplakt achter mijn al eerder gelegde combinatie Ik neem ge voor lief?Toegegeven, de woorden die de uitvinders van de poetry kit uitgekozen hebben, hebben soms een hoog candlelight-gehalte, zoals zee, zomer, huid, kussen, viool of muziek. Ook veel woorden hebben meerdere betekenissen waardoor er met de meest onschuldige woorden uiterst seksueel getinte gedichten kunnen ontstaan mits in de juiste combinatie. Ook, of misschien wel juíst met de candlelight-woorden. Ik ben de eerste om toe te geven dat ik me daar regelmatig van bedien. Ik ben de enige niet, blijkt nu. Het onschuldig ogende ‘vinger’ wordt een imperatief als er een persoonlijk voornaamwoord achter komt te staan. Ik citeer, maar wie ik citeer, geen idee:

Vinger haar
Rose bloem
Lik haar vloed
Bitter geur en
Hemelse schoonheid

(Opmerking terzijde: de spelfouten zijn afkomstig uit de poetry kit zelf.)

Terug naar de dag na het feestje. Locatie: wc. Ik lees, zoek nieuw ontstane woordcombinaties. Hoe serieus moet ik dit nemen? Onthult dronkenschap de waarheid, of slechts een creatieve geest?

Wanneer ziet hij het lichaam van schaamte?